Het spreken over kloktijd komt grotendeels overeen met het Nederlands.
De meest gebruikte zin om te vragen naar de tijd is:
Wie spät ist es?
Een alternatief is:
Wie viel Uhr ist es?
Antwoorden met een heel uur kan met:
Es ist ... Uhr
Let op: één uur precies wordt aangegeven met
ein in plaats van eins.
Het 24-uurssysteem kan worden gebruikt, bijvoorbeeld als nauwkeurigheid in minuten een rol speelt:
Es ist ... Uhr ...
In normaal taalgebruik wordt het 12-uurssysteem gebruikt waarbij afronding op een vijftal minuten de norm is.
Een kwartier wordt in het kader van kloktijd afgekort tot
Viertel.
- Es ist (fünf/zehn/zwanzig) nach ...
- Es ist Viertel nach ...
- Es ist fünf vor halb ...
- Es ist halb ...
- Es ist fünf nach halb ...
- Es ist (zwanzig/zehn/fünf) vor ...
- Es ist Viertel vor ...
Na
halb wordt het eerstvolgende hele uur gegeven, net als in het Nederlands ('half op weg naar het volgende uur').
In oostelijk en zuidelijk Duitsland wordt dit systeem ook wel toegepast op kwartieren.
Bovendien wordt daar vaker tot tien minuten voor en na het half uur gerekend.
viertel sieben = kwart over zes (een kwart op weg naar zeven uur)
drei viertel sieben = kwart voor zeven (drie kwart onderweg naar zeven uur)
zehn vor halb eins = tien voor half één
zehn nach halb vier = tien over half vier
Het verduidelijken van het dagdeel kan met behulp van
am (
an+
dem) of
in der voor
Nacht:
am Morgen, am Vormittag, am Mittag, am Nachmittag, am Abend, in der Nacht
Een alternatief is het gebruik van het bijwoordelijk genitief van het dagdeel:
morgens, vormittags, mittags, nachmittags, abends, nachts
Op dezelfde twee manieren kan worden gesproken over een dag in de week:
am Montag / montags = op maandag / maandags
am Mittwoch / mittwochs = op woensdag / woensdags
Een cijfermatige datum wordt in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland gescheiden door punten (bijv. 29.02.2024).
Gecombineerd met een maand in tekst wordt een dag in cijfers gevolgd door een punt om er een rangtelwoord van te maken.
Om aan te geven dat iets in een bepaald jaar is of zal gebeuren wordt in het Duits geen voorzetsel gebruikt.
Voor een specifieke datum en ook voor het weekeinde wordt
am (
an+
dem) gebruikt.
1988 wurde mein Bruder geboren. = In 1988 werd mijn broer geboren.
Mein Bruder wurde 1988 geboren. = Mijn broer werd in 1988 geboren.
Er wurde geboren am 12.08.1988. = Hij is geboren op 12-08-1988.
Er wurde geboren am 12. August 1988. = Hij is geboren op 12 (de twaalfde) augustus 1988.
Was machst du am Wochenende? = Wat doe je in het weekeinde?