Lijdende vorm - das Passiv
Als het onderwerp van een zin een handeling ondergaat in plaats van uitvoert dan is er sprake van een lijdende vorm.
Deze wordt gebruikt als onbelangrijk, onbepaald, onbekend of juist overduidelijk is wie de handeling uitvoert.

Präsens Passiv

Präsens van werden + voltooid deelwoord

Als een bedrijvende zin (Aktiv) wordt omgezet naar een lijdende zin (Passiv), dan wordt het lijdend voorwerp het nieuwe onderwerp.
Het oude onderwerp kan worden weggelaten.

Das Raumfahrtunternehmen start die Rakete. = Het ruimtevaartbedrijf lanceert de raket.
Die Rakete wird gestartet. = De raket wordt gelanceerd.

Wordt het oude onderwerp wel meegenomen naar de lijdende zin, dan blijft het datgene wat de handeling uitvoert en is het dus géén lijdend voorwerp.
Het wordt voorafgegaan door het voorzetsel von als het een persoon betreft of een ander levend wezen (soms handelend voorwerp genoemd).
Het zinsdeel staat in de Akkusativ.
Der beste Kandidat gewinnt das Quiz. = De beste kandidaat wint de quiz.
Das Quiz wird gewonnen vom besten Kandidaten. = De quiz wordt gewonnen door de beste kandidaat.

Gaat het om een oorzaak dan wordt het voorzetsel durch gebruikt (en leidt het een bijwoordelijke bepaling in).
Het zinsdeel staat in de Dativ en beantwoordt niet de vraag 'wie' maar 'wat' of 'hoe' iets (wordt) veroorzaakt.
Het kan gaan om een mogelijk daderloze gebeurtenis of de dader wordt niet of in een ander zinsdeel vermeld.
Der Müll verschmutzt die Natur. = Het afval vervuilt de natuur.
Die Natur wird verschmutzt durch den Müll. = De natuur wordt vervuild door (het) afval.

Er zijn zeker ook twijfelgevallen waarbij zowel von als durch mogelijk is.
Zo kunnen bepaalde woorden die een gebeurtenis aanduiden in de menselijke beleving ook als 'dader' worden aangemerkt.
Das Land wurde von einem / durch ein Erdbeben getroffen. = Het land werd getroffen door een aardbeving.

In een lijdende zin kan het onderwerp ontbreken. Dat is mogelijk als de bedrijvende vorm geen lijdend voorwerp bevat.
Dit levert vaak niet de mooiste zinnen op en komt daarom niet zoveel voor.
Bestaat een bedrijvende zin slechts uit man en een werkwoord, dan wordt in de lijdende vorm es als onderwerp ingezet.
Het onbepaald voornaamwoord man kan nooit fungeren als dader in een lijdende zin.
Man darf hier nicht rauchen. = Men mag hier niet roken.
Hier darf nicht geraucht werden. = Hier mag niet worden gerookt.
Man schweigt. = Men zwijgt.
Es wird geschwiegen. = Er wordt gezwegen.



Das Passiv in andere werkwoordstijden

In de voltooide tijden van het Passiv wordt worden gebruikt in plaats van het voltooid deelwoord geworden.
In het Nederlands wordt wel 'geworden' gebruikt maar meestal achterwege gelaten.
Präteritum Passiv:
Präteritum van werden + voltooid deelwoord
Ich wurde gerufen. = Ik werd geroepen.

Perfekt Passiv:
Präsens van sein + voltooid deelwoord + worden
Ich bin gerufen worden. = Ik ben geroepen geworden.

Plusquamperfekt Passiv:
Präteritum van sein + voltooid deelwoord + worden
Ich war gerufen worden. = Ik was geroepen geworden.

Futur I Passiv:
Präsens van werden + voltooid deelwoord + werden
Ich werde gerufen werden. = Ik zal worden geroepen.

Futur II Passiv:
Präsens van werden + voltooid deelwoord + worden + sein
Ich werde gerufen worden sein. = Ik zal geroepen zijn geworden.




Zustandspassiv

Het tot nu toe besproken Passiv, met werden als hulpwerkwoord, wordt ook wel het Vorgangspassiv genoemd.
Er bestaat namelijk ook een Zustandspassiv, waarbij sein het hulpwerkwoord is.
De nadruk ligt daarbij niet op de handeling maar op het resultaat.
In het Nederlands wordt dit onderscheid niet gemaakt vanwege het gebruikelijke weglaten van 'geworden' in de voltooide tijden.

Het Zustandspassiv wordt hoofdzakelijk in het Präsens en het Präteritum toegepast.

Ich bin gerufen. = Ik ben geroepen.
Ich war gerufen. = Ik was geroepen.




Passiv met modale (hulp)werkwoord

Een modaal (hulp)werkwoord komt in de voltooide tijden en het Futur I Passiv helemaal achteraan.
Het Futur II Passiv met modaal (hulp)werkwoord leidt tot vijf werkwoordsvormen achtereen en is hoogst ongebruikelijk.
Der Mann muss operiert werden. = De man moet worden geopereerd. / De man moet geopereerd worden.
Der Mann musste operiert werden. = De man moest worden geopereerd. / De man moest geopereerd worden.
Der Mann hat operiert werden müssen. = (De man heeft moeten worden geopereerd. / De man heeft geopereerd moeten worden.)
Der Mann hatte operiert werden müssen. = De man had moeten worden geopereerd. / De man had geopereerd moeten worden.
Der Mann wird operiert werden müssen. = De man zal moeten worden geopereerd. / De man zal geopereerd moeten worden.