Duits | Nederlands |
---|---|
nicht | niet |
gar nicht | helemaal niet |
überhaupt nicht | helemaal niet |
genug | genoeg |
viel | veel |
wenig | weinig |
vor allem | vooral, bovenal |
insbesondere | in het bijzonder, met name, vooral |
besonders | in het bijzonder, met name, vooral; afzonderlijk, apart; bijzonder, buitengewoon |
mehr oder weniger | min of meer |
rund | ongeveer, circa [als bijv.nw.: rond] |
annähernd | ongeveer, bij benadering |
etwa | ongeveer; bijvoorbeeld |
ungefähr | ongeveer |
zumindest | op zijn minst; tenminste, althans |
wenigstens | op zijn minst; tenminste |
mindestens | minstens, op zijn minst [meestal gevolgd door een getal] |
fast | bijna |
beinah, beinahe | bijna |
nahezu | nagenoeg, vrijwel |
bei weitem | verreweg, veruit |
höchst | zeer, uiterst, hoogst |
sehr | zeer, erg, heel |
ganz | heel, helemaal, behoorlijk, nogal [als bijv.nw.: (ge)heel] |
ziemlich | behoorlijk, nogal |
recht | behoorlijk, nogal [vóór herzlich: zeer, heel; als bijv.nw.: juist, goed] |
schlechthin | bij uitstek; eenvoudigweg, gewoon(weg) |
möglichst | zoveel mogelijk, zo ... mogelijk; zo mogelijk, bij voorkeur |
überwiegend | overwegend, voornamelijk |
vorwiegend | overwegend, voornamelijk |
hauptsächlich | hoofdzakelijk, voornamelijk |
teilweise | gedeeltelijk, deels |
teils | gedeeltelijk, deels |
zum Teil | gedeeltelijk, deels |
halbwegs | enigszins, redelijk [verouderd: halverwege] |
einigermaßen | enigszins, redelijk |
kaum | nauwelijks, amper [soms: vermoedelijk niet] |
nur | slechts, alleen (maar) [ook: maar; (doe) maar!; nou] |
lediglich | slechts, alleen (maar) |
keineswegs | geenszins, allerminst, allesbehalve |
gleichermaßen | in gelijke mate, evenzeer, even |
genauso | net zo, evengoed |
hier | hier |
da | daar, er [soms: toen, dan; als voegwoord: aangezien, omdat, daar] |
dort | daar |
hin | heen [informeel: kapot, weg, verdwenen, overleden] |
her | hier(heen); vandaan; [tijd] geleden |
zurück | terug |
rückwärts | achteruit, achterwaarts, achterstevoren |
irgendwo | ergens |
nirgendwo | nergens |
nirgends | nergens |
überall | overal |
anderswo | elders, ergens anders |
woanders | elders, ergens anders |
drüben | daar(ginds), aan de overkant |
oben | boven |
unten | beneden |
innen | (van) binnen, aan de binnenkant |
außen | (van) buiten, aan de buitenkant |
drinnen | binnen [in een gebouw of ruimte] |
draußen | buiten [buiten een gebouw of ruimte] |
vorn, vorne | voor(aan), (van) voren, aan de voorkant |
hinten | achter(-aan/-in) |
mitten | midden |
ringsum | rondom |
umher | rond, rondom, in het rond |
herum | om(heen), rond(om) [in spreektaal vaak verkort tot rum] |
abseits | ver van, afgelegen, afzijdig [als z.nw.: buitenspel [voetbal]] |
unterwegs | onderweg |
Toon hin/her: toelichting en combinaties
Duits | Nederlands |
---|---|
jetzt | nu [soms: nou] |
nun | nu [als tussenwerpsel: nou] |
momentan | momenteel; kortstondig [als bijv.nw.: huidig] |
zurzeit | op dit moment, momenteel |
derzeit | op dit moment, momenteel [verouderd: destijds] |
gerade | (zo)juist, net, precies [als bijv.nw.: recht; even (getal)] |
eben | (zo)juist, net, precies [ook: 'nu eenmaal', even; als bijv.nw.: vlak, effen] |
vorhin | daarnet, zojuist |
neulich | laatst, onlangs, kortgeleden, recent |
kürzlich | laatst, onlangs, kortgeleden, recent |
letztens | laatst, onlangs [soms: ten laatste] |
damals | destijds, toentertijd |
bald | gauw, binnenkort |
demnächst | binnenkort, weldra |
sofort | onmiddellijk, meteen |
gleich | meteen, gelijk [tijd; plaats; als bijv.nw.: gelijk, hetzelfde] |
bisher | tot nu toe |
bislang | tot nu toe |
schon | al, reeds [o.a. ook: wel, nou] |
bereits | al, reeds |
längst | allang [+'nicht': lang (niet)] |
inzwischen | inmiddels, ondertussen |
mittlerweile | inmiddels, ondertussen |
unterdessen | inmiddels, ondertussen |
eher | eerder [alle betekenissen] |
später | later |
nachher | daarna, later, naderhand |
vorher | (van) tevoren, vooraf, eerst, eerder |
zuvor | (van) tevoren, vooraf, eerst, eerder [vooral schrijftaal] |
hinterher | achteraf, naderhand [tijd]; achterna, erachteraan [beweging] |
nachträglich | achteraf, naderhand |
im Nachhinein | achteraf, naderhand |
schließlich | ten slotte, (uit)eindelijk; tenslotte, immers |
letztlich | uiteindelijk |
(letzt)endlich | (uit)eindelijk |
früher oder später | vroeg of laat |
vorweg, vorneweg | vooraf, vooruit, voorop |
erst | eerst, vooraf; pas [als partikel: maar; dan] |
zuerst | eerst, aanvankelijk, als eerste, voor het eerst |
erstmals | voor het eerst |
zunächst | eerst, aanvankelijk, voorlopig |
vorerst | voorlopig, (voor)eerst |
vorläufig | voorlopig [ook als bijv. nw.] |
zuletzt | als laatste, ten slotte, (het) laatst, de laatste keer, voor het laatst |
rechtzeitig | op tijd [als bijv.nw.: tijdig] |
zugleich | tegelijk(ertijd), gelijktijdig |
gleichzeitig | tegelijk(ertijd), gelijktijdig |
lange | lang [lange tijd] |
heutzutage | tegenwoordig, vandaag de dag |
jederzeit | te allen tijde, op elk moment, steeds, altijd |
immer | altijd, telkens, steeds |
stets | steeds, altijd [formeel] |
jeweils | telkens, steeds; op dat / een gegeven moment |
meistens | meestal |
oft(mals) | vaak |
häufig | vaak [als bijv.nw.: veel voorkomend] |
manchmal | soms, weleens, af en toe |
gelegentlich | soms, weleens, af en toe |
mitunter | soms |
ab und zu | af en toe |
selten | zelden [als bijv.nw.: zeldzaam] |
nie(mals) | nooit |
je(mals) | ooit [je ook: telkens, elke keer; per [voorzetsel]; hoe ... hoe / des te [voegwoord]] |
einmal | eenmaal, eens, een keer, ooit |
irgendwann | eens, ooit, op een gegeven moment, uiteindelijk |
diesmal | deze keer, ditmaal |
wieder | weer |
erneut | opnieuw [als bijv.nw.: nieuw, vernieuwd] |
wiederum | opnieuw, wederom; anderzijds, op zijn (/mijn/haar/hun enz.) beurt |
Duits | Nederlands |
---|---|
auch | ook |
noch | nog [als voegwoord: noch] |
wohl | wel [geen antoniem van nicht] |
vielleicht | misschien, wellicht |
möglicherweise | mogelijk(erwijs) |
wahrscheinlich | waarschijnlijk [ook als bijv.nw.] |
hoffentlich | hopelijk |
anscheinend | blijkbaar, schijnbaar, kennelijk |
unbedingt | beslist, absoluut, per se [als bijv.nw.: onvoorwaardelijk, absoluut] |
durchaus | beslist, absoluut, wel degelijk; volledig, volstrekt, volkomen |
sicherlich | zeker, beslist, ongetwijfeld |
selbstverständlich | vanzelfsprekend [ook als bijv.nw.] |
gern, gerne | graag |
ungern | niet graag, met tegenzin |
lieber | liever |
leider | helaas |
zum Glück | gelukkig(erwijs) |
glücklicherweise | gelukkig(erwijs) |
tatsächlich | inderdaad, (daad)werkelijk [als bijv.nw.: (daad)werkelijk] |
in der Tat | inderdaad |
wirklich | echt, werkelijk [ook als bijv.nw.] |
gewissermaßen | in zekere zin, zogezegd, als het ware |
sozusagen | als het ware, zogezegd, bij wijze van spreken |
gleichsam | als het ware [formeel] |
sogar | zelfs |
selbst | zelfs [ook: zelf] |
insgesamt | in totaal, over het geheel genomen |
überhaupt | in/over het algemeen, helemaal, eigenlijk |
eigentlich | eigenlijk [ook als bijv.nw.] |
gewöhnlich | gewoonlijk [als bijv.nw.: gewoon] |
normalerweise | gewoonlijk |
üblicherweise | gewoonlijk |
gemeinhin | gewoonlijk |
zusammen | samen |
anders | anders [op andere wijze, verschillend, afwijkend] |
allmählich | geleidelijk |
zufällig(erweise) | toevallig(erwijs) |
versehentlich | per ongeluk [als bijv.nw.: onopzettelijk, onbedoeld] |
aus Versehen | per ongeluk |
(un)absichtlich | (on)opzettelijk |
mit Absicht | opzettelijk, met opzet |
umsonst | tevergeefs, voor niets [zonder resultaat]; gratis [ontkennend ook: niet zonder reden (nicht umsonst)] |
quer | dwars, overdwars |
ausnahmsweise | bij wijze van uitzondering |
miteinander | met elkaar, samen |
auswendig | uit het hoofd [kennen/leren] |
irgendwie | op een of andere manier |
so oder so | hoe dan ook, sowieso |
sowieso | hoe dan ook, sowieso, toch al |
ohnehin | hoe dan ook, sowieso, toch al |
halt | nou eenmaal, toch, maar [berusting, algemeenheid, aansporing; als tussenwerpsel: halt, stop] |
Duits | Nederlands |
---|---|
zwar | weliswaar, wel |
und zwar | namelijk |
nämlich | namelijk |
das heißt | dat wil zeggen |
dann | dan [in dat geval; op dat moment; daarna; daarbij] |
denn | dan [in dat geval; eigenlijk, toch; als voegwoord: want] |
so | zo; aldus [verklaring van een persoon] |
außerdem | bovendien |
allerdings | echter, weliswaar; inderdaad, zeker, zeg dat wel |
jedenfalls | in elk geval, hoe dan ook |
auf jeden Fall | in elk geval, hoe dan ook |
übrigens | overigens, trouwens |
immerhin | tenminste; desondanks; tenslotte |
stattdessen | in plaats daarvan |
weiter | verder |
ferner | verder [in de toekomst; als voegwoord: verder, bovendien] |
zum Beispiel | bijvoorbeeld |
beispielsweise | bijvoorbeeld |
im Gegenteil | integendeel |
zu | te; toe [als voorzetsel o.a.: naar; soms als bijv.nw. (inf.): dicht, gesloten] |
sonst | anders [in het andere geval; verder; normaal, voorheen] |
ansonsten | anders [in het andere geval; verder] |
weiterhin | aanhoudend, nog steeds; verder, voorts, bovendien |
zudem | bovendien, daarenboven [formeel] |
ebenfalls | eveneens, evenzo |
gleichfalls | eveneens, evenzo |
ebenso | even, evenzo |
also | dus |
anschließend | daarna, vervolgens, aansluitend |
hingegen | daarentegen |
trotzdem | toch, desondanks, niettemin |
dennoch | toch, nochtans, evenwel, niettemin |
gleichwohl | toch, nochtans, evenwel, niettemin |
jedoch | echter, evenwel |
demnach | daarom, derhalve, bijgevolg |
somit | zodoende, daarmee, daarom, derhalve |
folglich | zodoende, bijgevolg, daarom, derhalve |
deshalb | derhalve, daarom, vandaar |
deswegen | derhalve, daarom, vandaar |
daher | daarvandaan; derhalve, daarom, vandaar |
einerseits | aan de ene kant, enerzijds |
andererseits | aan de andere kant, anderzijds |
kurzum | kortom, kort gezegd |
seitdem | sindsdien [als voegwoord: sinds] |
seither | sindsdien |
nebenher | terloops; bovendien, daarnaast |
nebenbei | terloops; daarnaast, daarbij |
notfalls | desnoods |
voorzetsel | da + voorzetsel | hier + voorzetsel | wo + voorzetsel |
---|---|---|---|
mit | damit | hiermit | womit |
nach | danach | hiernach | wonach |
bei | dabei | hierbei | wobei |
von | davon | hiervon | wovon |
zu | dazu | hierzu | wozu |
aus | daraus | hieraus | woraus |
voorzetsel | da + voorzetsel | hier + voorzetsel | wo + voorzetsel |
---|---|---|---|
durch | dadurch | hierdurch | wodurch |
für | dafür | hierfür | wofür |
um | darum | hierum | worum |
gegen | dagegen | hiergegen | wogegen |
voorzetsel | da + voorzetsel | hier + voorzetsel | wo + voorzetsel |
---|---|---|---|
an | daran | hieran | woran |
auf | darauf | hierauf | worauf |
hinter | dahinter | hierhinter | wohinter |
in | darin | hierin | worin |
neben | daneben | hierneben | woneben |
über | darüber | hierüber | worüber |
unter | darunter | hierunter | worunter |
vor | davor | hiervor | wovor |
zwischen | dazwischen | hierzwischen | wozwischen |
Duits | Nederlands |
---|---|
dafür | daarentegen, in plaats daarvan, (maar) wel; gezien, gelet op (het feit dat) |
dagegen | daarentegen; daarbij, daarmee vergeleken |
darüber | ondertussen [tijdens een activiteit] |
darum | daarom [om die reden] |
worum | waarom [om wat; vooral gebruikt in vraagzinnen "worum geht's?" of "worum handelt es?"] |