Bijwoorden - die Adverbien / Umstandswörter
De bijwoorden op deze pagina zijn ruwweg als volgt ingedeeld:
kwantiteit, graad, plaats en richting (1), tijd en frequentie (2), modaliteit en hoedanigheid (3), voegwoordelijk (4).


QUIZZEN: bijwoorden Duits-Nederlands deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4
QUIZZEN: bijwoorden Nederlands-Duits deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4
QUIZ (MEERKEUZE): welk Duits bijwoord past NIET bij het gegeven Nederlandse bijwoord?
Bijwoorden (deel 1)
Duits Nederlands
nicht niet
gar nicht helemaal niet
überhaupt nicht helemaal niet
genug genoeg
viel veel
wenig weinig
vor allem vooral, bovenal
insbesondere in het bijzonder, met name, vooral
besonders in het bijzonder, met name, vooral; afzonderlijk, apart; bijzonder, buitengewoon
mehr oder weniger min of meer
rund ongeveer, circa [als bijv.nw.: rond]
annähernd ongeveer, bij benadering
etwa ongeveer; bijvoorbeeld
ungefähr ongeveer
zumindest op zijn minst; tenminste, althans
wenigstens op zijn minst; tenminste
mindestens minstens, op zijn minst [meestal gevolgd door een getal]
fast bijna
beinah, beinahe bijna
nahezu nagenoeg, vrijwel
bei weitem verreweg, veruit
höchst zeer, uiterst, hoogst
sehr zeer, erg, heel
ganz heel, helemaal, behoorlijk, nogal [als bijv.nw.: (ge)heel]
ziemlich behoorlijk, nogal
recht behoorlijk, nogal [vóór herzlich: zeer, heel; als bijv.nw.: juist, goed]
schlechthin bij uitstek; eenvoudigweg, gewoon(weg)
möglichst zoveel mogelijk, zo ... mogelijk; zo mogelijk, bij voorkeur
überwiegend overwegend, voornamelijk
vorwiegend overwegend, voornamelijk
hauptsächlich hoofdzakelijk, voornamelijk
teilweise gedeeltelijk, deels
teils gedeeltelijk, deels
zum Teil gedeeltelijk, deels
halbwegs enigszins, redelijk [verouderd: halverwege]
einigermaßen enigszins, redelijk
kaum nauwelijks, amper [soms: vermoedelijk niet]
nur slechts, alleen (maar) [ook: maar; (doe) maar!; nou]
lediglich slechts, alleen (maar)
keineswegs geenszins, allerminst, allesbehalve
gleichermaßen in gelijke mate, evenzeer, even
genauso net zo, evengoed
hier hier
da daar, er [soms: toen, daar; als voegwoord: aangezien, omdat, daar]
dort daar
hin heen [informeel: kapot, weg, verdwenen, overleden]
her hier(heen); vandaan; [tijd] geleden
zurück terug
rückwärts achteruit, achterwaarts, achterstevoren
irgendwo ergens
nirgendwo nergens
nirgends nergens
überall overal
anderswo elders, ergens anders
woanders elders, ergens anders
drüben daar(ginds), aan de overkant
oben boven
unten beneden
innen (van) binnen, aan de binnenkant
außen (van) buiten, aan de buitenkant
drinnen binnen [in een gebouw of ruimte]
draußen buiten [buiten een gebouw of ruimte]
vorn, vorne voor(aan), (van) voren, aan de voorkant
hinten achter(-aan/-in)
mitten midden
ringsum rondom
umher rond, rondom, in het rond
herum om(heen), rond(om) [in spreektaal vaak verkort tot rum]
abseits ver van, afgelegen, afzijdig [als z.nw.: buitenspel [voetbal]]
unterwegs onderweg
Hin en her worden veel gebruikt in combinatie met een voorzetsel, ander bijwoord, werkwoord of zelfstandig naamwoord.
In de basis duidt hin op een beweging weg van de spreker en her wijst op een beweging naar de spreker toe.
Het kan gaan om een letterlijke of een figuurlijke beweging en de logica achter het gebruik van hin en her is niet altijd even helder.
Het voorzetsel in wordt in deze combinaties gewijzigd in ein.

Veelvoorkomende combinaties met een voorzetsel vooraan

hinein, herein = naar binnen, erin
hinaus, heraus = naar buiten, eruit
hinauf, herauf = naar boven, omhoog
hinunter, herunter = naar beneden, omlaag
hinüber = naar de overkant, naar de andere kant
herüber = hierheen, naar deze kant
heran = hierheen, naartoe, dichterbij
herum = om(heen), rond(om)
In de spreektaal vervalt doorgaans het onderscheid tussen hin- en her- en worden verkortingen gebruikt: rein, raus, rauf, runter, rüber, ran, rum.

Veelvoorkomende combinaties met een voorzetsel achteraan

vorhin, ohnehin, vorher, nachher, seither, bisher, hinterher, umher, daher, nebenher

Veelvoorkomende combinaties met een ander bijwoord

dahin, dorthin = daarheen, erheen [dahin als tijdsbepaling: dan, dat moment]
daher = daarvandaan [ook: derhalve, daarom, vandaar]
hierhin, hierher = hierheen
wohin = waarheen
woher = waarvandaan, vanwaar

Enkele combinaties met een werkwoord, soms met een voorzetsel ertussen

sich hinsetzen = gaan zitten
hinzufügen = (eraan) toevoegen
hinweisen (auf) = wijzen (op), verwijzen (naar)
herausfordern = uitdagen, provoceren
herunterladen = downloaden

Enkele combinaties met een zelfstandig naamwoord

Hinreise, Hinfahrt = heenreis
Herkunft = herkomst



Bijwoorden (deel 2)
Duits Nederlands
jetzt nu [soms: nou]
nun nu [als tussenwerpsel: nou]
momentan momenteel; kortstondig [als bijv.nw.: huidig]
zurzeit op dit moment, momenteel
derzeit op dit moment, momenteel [verouderd: destijds]
gerade (zo)juist, net, precies [als bijv.nw.: recht; even (getal)]
eben (zo)juist, net, precies [ook: 'nu eenmaal', even; als bijv.nw.: vlak, effen]
vorhin daarnet, zojuist
neulich laatst, onlangs, kortgeleden, recent
kürzlich laatst, onlangs, kortgeleden, recent
letztens laatst, onlangs [soms: ten laatste]
damals destijds, toentertijd
bald gauw, binnenkort
demnächst binnenkort, weldra
sofort onmiddellijk, meteen
gleich meteen, gelijk [tijd; plaats; als bijv.nw.: gelijk, hetzelfde]
bisher tot nu toe
bislang tot nu toe
schon al, reeds [o.a. ook: wel, nou]
bereits al, reeds
längst allang [+'nicht': lang (niet)]
inzwischen inmiddels, ondertussen
mittlerweile inmiddels, ondertussen
unterdessen inmiddels, ondertussen
eher eerder [alle betekenissen]
später later
nachher daarna, later, naderhand
vorher (van) tevoren, vooraf, eerst, eerder
zuvor (van) tevoren, vooraf, eerst, eerder [vooral schrijftaal]
hinterher achteraf, naderhand [tijd]; achterna, erachteraan [beweging]
nachträglich achteraf, naderhand
im Nachhinein achteraf, naderhand
schließlich ten slotte, (uit)eindelijk; tenslotte, immers
letztlich uiteindelijk
(letzt)endlich (uit)eindelijk
früher oder später vroeg of laat
vorweg, vorneweg vooraf, vooruit, voorop
erst eerst, vooraf; pas [als partikel: maar; dan]
zuerst eerst, aanvankelijk, als eerste, voor het eerst
erstmals voor het eerst
zunächst eerst, aanvankelijk, voorlopig
vorerst voorlopig, (voor)eerst
vorläufig voorlopig [ook als bijv. nw.]
zuletzt als laatste, ten slotte, (het) laatst, de laatste keer, voor het laatst
rechtzeitig op tijd [als bijv.nw.: tijdig]
zugleich tegelijk(ertijd), gelijktijdig
gleichzeitig tegelijk(ertijd), gelijktijdig
lange lang [lange tijd]
heutzutage tegenwoordig, vandaag de dag
jederzeit te allen tijde, op elk moment, steeds, altijd
immer altijd, telkens, steeds
stets steeds, altijd [formeel]
jeweils telkens, steeds; op dat / een gegeven moment
meistens meestal
oft(mals) vaak
häufig vaak [als bijv.nw.: veel voorkomend]
manchmal soms, weleens, af en toe
gelegentlich soms, weleens, af en toe
mitunter soms
ab und zu af en toe
selten zelden [als bijv.nw.: zeldzaam]
nie(mals) nooit
je(mals) ooit [je ook: telkens, elke keer; per [voorzetsel]; hoe ... hoe / des te [voegwoord]]
einmal eenmaal, eens, een keer, ooit
irgendwann eens, ooit, op een gegeven moment, uiteindelijk
diesmal deze keer, ditmaal
wieder weer
erneut opnieuw [als bijv.nw.: nieuw, vernieuwd]
wiederum opnieuw, wederom; anderzijds, op zijn (/mijn/haar/hun enz.) beurt

Bijwoorden (deel 3)
Duits Nederlands
auch ook
noch nog [als voegwoord: noch]
wohl wel [geen antoniem van nicht]
vielleicht misschien, wellicht
möglicherweise mogelijk(erwijs)
wahrscheinlich waarschijnlijk [ook als bijv.nw.]
hoffentlich hopelijk
anscheinend blijkbaar, schijnbaar, kennelijk
unbedingt beslist, absoluut, per se [als bijv.nw.: onvoorwaardelijk, absoluut]
durchaus beslist, absoluut, wel degelijk; volledig, volstrekt, volkomen
sicherlich zeker, beslist, ongetwijfeld
selbstverständlich vanzelfsprekend [ook als bijv.nw.]
gern, gerne graag
ungern niet graag, met tegenzin
lieber liever
leider helaas
zum Glück gelukkig(erwijs)
glücklicherweise gelukkig(erwijs)
tatsächlich inderdaad, (daad)werkelijk [als bijv.nw.: (daad)werkelijk]
in der Tat inderdaad
wirklich echt, werkelijk [ook als bijv.nw.]
gewissermaßen in zekere zin, zogezegd, als het ware
sozusagen als het ware, zogezegd, bij wijze van spreken
gleichsam als het ware [formeel]
sogar zelfs
selbst zelfs [ook: zelf]
insgesamt in totaal, over het geheel genomen
überhaupt in/over het algemeen, helemaal, eigenlijk
eigentlich eigenlijk [ook als bijv.nw.]
gewöhnlich gewoonlijk [als bijv.nw.: gewoon]
normalerweise gewoonlijk
üblicherweise gewoonlijk
gemeinhin gewoonlijk
zusammen samen
anders anders [op andere wijze, verschillend, afwijkend]
allmählich geleidelijk
zufällig(erweise) toevallig(erwijs)
versehentlich per ongeluk [als bijv.nw.: onopzettelijk, onbedoeld]
aus Versehen per ongeluk
(un)absichtlich (on)opzettelijk
mit Absicht opzettelijk, met opzet
umsonst tevergeefs, voor niets [zonder resultaat]; gratis [ontkennend ook: niet zonder reden (nicht umsonst)]
quer dwars, overdwars
ausnahmsweise bij wijze van uitzondering
miteinander met elkaar, samen
auswendig uit het hoofd [kennen/leren]
irgendwie op een of andere manier
so oder so hoe dan ook, sowieso
sowieso hoe dan ook, sowieso, toch al
ohnehin hoe dan ook, sowieso, toch al
halt nou eenmaal, toch, maar [berusting, algemeenheid, aansporing; als tussenwerpsel: halt, stop]

Bijwoorden (deel 4)
Duits Nederlands
zwar weliswaar, wel
und zwar namelijk
nämlich namelijk
das heißt dat wil zeggen
dann dan [in dat geval; op dat moment; daarna; daarbij]
denn dan [in dat geval; eigenlijk, toch; als voegwoord: want]
so zo; aldus [verklaring van een persoon]
außerdem bovendien
allerdings echter, weliswaar; inderdaad, zeker, zeg dat wel
jedenfalls in elk geval, hoe dan ook
auf jeden Fall in elk geval, hoe dan ook
übrigens overigens, trouwens
immerhin tenminste; desondanks; tenslotte
stattdessen in plaats daarvan
weiter verder
ferner verder [in de toekomst; als voegwoord: verder, bovendien]
zum Beispiel bijvoorbeeld
beispielsweise bijvoorbeeld
im Gegenteil integendeel
zu te; toe [als voorzetsel o.a.: naar; soms als bijv.nw. (inf.): dicht, gesloten]
sonst anders [in het andere geval; verder; normaal, voorheen]
ansonsten anders [in het andere geval; verder]
weiterhin aanhoudend, nog steeds; verder, voorts, bovendien
zudem bovendien, daarenboven [formeel]
ebenfalls eveneens, evenzo
gleichfalls eveneens, evenzo
ebenso even, evenzo
also dus
anschließend daarna, vervolgens, aansluitend
hingegen daarentegen
trotzdem toch, desondanks, niettemin
dennoch toch, nochtans, evenwel, niettemin
gleichwohl toch, nochtans, evenwel, niettemin
jedoch echter, evenwel
demnach daarom, derhalve, bijgevolg
somit zodoende, daarmee, daarom, derhalve
folglich zodoende, bijgevolg, daarom, derhalve
deshalb derhalve, daarom, vandaar
deswegen derhalve, daarom, vandaar
daher daarvandaan; derhalve, daarom, vandaar
einerseits aan de ene kant, enerzijds
andererseits aan de andere kant, anderzijds
kurzum kortom, kort gezegd
seitdem sindsdien [als voegwoord: sinds]
seither sindsdien
nebenher terloops; bovendien, daarnaast
nebenbei terloops; daarnaast, daarbij
notfalls desnoods




Voornaamwoordelijke bijwoorden - die Pronominaladverbien

Het voornaamwoordelijke bijwoord is een samengesteld bijwoord dat bestaat uit een bijwoord gekoppeld aan een voorzetsel.
Net als een voornaamwoord kan het het verwijzen naar of de plek innemen van een ander zinsdeel.
Behalve bij davon en darunter verwijst een voornaamwoordelijk bijwoord echter niet naar personen of dieren maar naar zaken.

In het Duits kunnen drie bijwoorden, da, hier en wo, met negentien verschillende voorzetsels (waaronder geen genitief-voorzetsels) worden gecombineerd.
Als het voorzetsel met een klinker begint dan wordt tussen da en wo en het voorzetsel een letter r toegevoegd (bijv. darauf, woran).

Sommige voornaamwoordelijke bijwoorden met da kunnen voegwoordelijk worden gebruikt (zie verderop).
De vormen met wo kunnen dienen als alternatief voor een betrekkelijk voornaamwoord.
Andere functies van een voornaamwoordelijk bijwoord zijn het inleiden van een bijzin en het terug- of vooruitverwijzen binnen een tekst.

Voornaamw. bijwoorden met datief-voorzetsels
voorzetsel da + voorzetsel hier + voorzetsel wo + voorzetsel
mit damit hiermit womit
nach danach hiernach wonach
bei dabei hierbei wobei
von davon hiervon wovon
zu dazu hierzu wozu
aus daraus hieraus woraus

Voornaamw. bijwoorden met accusatief-voorzetsels
voorzetsel da + voorzetsel hier + voorzetsel wo + voorzetsel
durch dadurch hierdurch wodurch
für dafür hierfür wofür
um darum hierum worum
gegen dagegen hiergegen wogegen

Voornaamw. bijwoorden met keuzevoorzetsels
voorzetsel da + voorzetsel hier + voorzetsel wo + voorzetsel
an daran hieran woran
auf darauf hierauf worauf
hinter dahinter hierhinter wohinter
in darin hierin worin
neben daneben hierneben woneben
über darüber hierüber worüber
unter darunter hierunter worunter
vor davor hiervor wovor
zwischen dazwischen hierzwischen wozwischen


Voornaamw. bijwoorden die ook een voegwoordelijk gebruik kennen
Duits Nederlands
dafür daarentegen, in plaats daarvan, (maar) wel; gezien, gelet op (het feit dat)
dagegen daarentegen; daarbij, daarmee vergeleken
darüber ondertussen [tijdens een activiteit]
darum daarom [om die reden]
worum waarom [om wat; vooral gebruikt in vraagzinnen "worum geht's?" of "worum handelt es?"]