Accusatief - der Akkusativ
De accusatief is de naamval van het lijdend voorwerp.
De accusatief wordt in het Duits wel Wen-Fall genoemd omdat het lijdend voorwerp vaak gelijk is aan het antwoord op de vraag 'wen oder was?' ('wie of wat?'+gezegde+onderwerp).
Het lijdend voorwerp kan meestal worden bevestigd als vervanging ervan door 'hem' een grammaticaal kloppende zin oplevert.
De Duitse accusatief wordt tevens gebruikt in gevallen, bijvoorbeeld na bepaalde voorzetsels en werkwoorden, waarin het zinsdeel niet een lijdend voorwerp hoeft te bevatten.
Naamvallen accusatief
soort |
mannelijk |
vrouwelijk |
onzijdig |
meervoud |
bepaald lidwoord |
den |
die |
das |
die |
onbepaald lidwoord |
einen |
eine |
ein |
keine |
pers. vnw. |
ihn |
sie |
es |
sie |
bijv. nw. sterk |
-en |
-e |
-es |
-e |
bijv. nw. zwak |
-en |
-e |
-e |
-en |
- De kenmerkende slotletters zijn aldus: N voor mannelijk, E voor vrouwelijk en meervoud, S voor onzijdig.
- Alleen bij mannelijke woorden is de accusatief te onderscheiden van de nominatief.
- De sterke uitgang die bij het onbepaald lidwoord onzijdig ontbreekt wordt door een eventueel aanwezig bijvoeglijk naamwoord overgenomen.
Gebruik van de accusatief
Er zijn veel werkwoorden die samengaan met de accusatief. In het merendeel van de gevallen komt het overeen met het Nederlands.
De volgende werkwoorden en onpersoonlijke constructie krijgen de accusatief waar je mogelijk een andere naamval zou verwachten:
bitten, fragen, es gibt
Frag mich lieber nicht. (Vraag het me maar niet)
Ich bitte dich! (Ik vraag/smeek je!)
Gibt es einen Gott? (Bestaat er een God?)
Meestvoorkomende voorzetsels die om de accusatief vragen:
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
- entlang wordt met name in de spreektaal meestal achter het zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord geplaatst en is dan dus een 'achterzetsel'
- entlang kan als 'achterzetsel' worden gecombineerd met voorzetsel 'an' en verlangt dan de datief
- entlang als daadwerkelijk 'voorzetsel' verlangt de datief of genitief
Voorzetsels die om de accusatief vragen afhankelijk van het gebruik in de zin
Negen voorzetsels van plaats worden met een accusatief gecombineerd als het een beweging ergens naartoe betreft (zie ook pagina 'Keuzevoorzetsels'):
an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
Bijwoordelijke accusatief
De bijwoordelijke accusatief geeft een tijdsduur of traject aan en kan niet door een voornaamwoord worden vervangen.
Sie besucht ihn jeden Monat.
Sie hat den ganzen Tag geschlafen.
Der Hund wurde den ganzen Weg getragen.