Het weer
QUIZ: het weer Duits-Nederlands
QUIZ: het weer Nederlands-Duits
Het weer
Duits Nederlands
Wetter weer
Klima klimaat
Wetterbericht (m) weerbericht
Wettervorhersage weersverwachting
Temperatur temperatuur
Wärme warmte
Kälte kou
Hitze hitte
Kühle koelte
Frost (m) vorst, vrieskou
Tauwetter dooi
Luftfeuchtigkeit, Luftfeuchte luchtvochtigheid
Dürre droogte
Niederschlag neerslag
Wolke wolk
Schauer (m) bui
Regen (m) regen
Nieselregen motregen
Sprühregen motregen
Schnee (m) sneeuw
Schneeregen natte sneeuw
Hagel (m) hagel
Glatteis (n) ijzel
Nebel (m) mist, nevel
Eis ijs
Wind (m) wind
Böe windstoot
Brise bries, lichte wind
Sturm (m) storm
Gewitter onweer
Blitz (m) bliksem
Donner (m) donder
Unwetter noodweer, slecht weer
Regenbogen (m) regenboog





QUIZ: zinnen aangaande het weer Duits-Nederlands
QUIZ: zinnen aangaande het weer Nederlands-Duits
Zinnen over het weer
Duits Nederlands
Wie ist das Wetter heute? Hoe is het weer vandaag?
Wie wird das Wetter morgen? Wat voor weer wordt het morgen?
Was für Wetter wird morgen? Wat voor weer wordt het morgen?
Wird das Wetter schön oder schlecht? Wordt het mooi of slecht weer?
Wie viel Grad sind/wird es? Hoeveel graden is/wordt het?
Es ist/wird .. Grad (Celsius). Het is/wordt .. graden (Celsius).
Heute ist (wunder)schönes Wetter. Het is vandaag (bijzonder) mooi weer.
Das Wetter ist sehr gut. Het weer is erg mooi.
Es ist schön draußen. Het is mooi buiten.
Es ist schlechtes Wetter. Het is slecht weer.
Das Wetter ist wechselhaft / unbeständig. Het weer is wisselvallig / onbestendig.
Es ist warm / kalt / heiß / kühl. Het is warm / koud / heet / koel.
Die Sonne scheint. De zon schijnt.
Es ist sonnig. Het is zonnig.
Es ist heiter. Het is helder / bijna onbewolkt. [ook: vrolijk]
Der Himmel ist klar. Het is helder weer.
Es ist bewölkt / bedeckt / wolkig. Het is bewolkt.
Der Wind weht. Het waait.
Es ist windig. Er staat veel wind.
Es regnet. Het regent.
Es ist regnerisch. Het is regenachtig.
Es schneit. / Es gibt/fällt Schnee. Het sneeuwt.
Es hagelt. Het hagelt.
Es ist neb(e)lig. Het is mistig.
Es ist frostig / eisig / eiskalt Het is ijzig / ijskoud.
Es ist arschkalt. Het is retekoud. [vulgair]
Es ist drückend/glühend heiß. Het is drukkend warm / bloedheet.
Es ist schwül. Het is zwoel / benauwd.
Es blitzt und donnert. Het dondert en bliksemt.
Es gibt ein Gewitter. Het onweert.
Es ist stürmisch. Het is stormachtig weer.
Mir ist heiß. Ik heb het warm.
Mir ist kalt. Ik heb het koud.
Ich schwitze. Ik zweet.